De achtergrondwaarde van potentieel beschikbaar P van de ‘arme’ C horizon ligt rond de 0,3 g/kg P. Voor de geplande inrichting als droge heide/ heischraalgrasland zal afgraving tot de minerale C horizon mogelijk nodig zijn aangezien de onverstoorde BC horizon relatief rijk is aan potentieel beschikbaar fosfaat. Als er voor gekozen wordt deze maatregelen niet te nemen zal het niveau van het ven lager komen te liggen wat een aanzienlijk effect zal hebben op de toekomstige omvang van het ven.Īanvullend onderzoek naar de aanliggende akker toont aan dat haar bodem ook op zeer grote schaal is verstoord, al beperkt de huidige bouwvoor zich tot 40-50 cm dikte. Echter, in het zuidwestelijke deel van het weiland dienen maatregelen genomen te worden in de vorm van een kleilaag of ijzeren schot ter voorkoming van zijdelings wegzijgen van water in dit deel van het weiland. Deze stagnerende laag loopt niet door tot aan de aangrenzende grondwater gevoede paddenpoel en aanpassingen aan deze poel zullen dus, mits voorzichtig uitgevoerd, geen effect hebben op de waterhuishouding van het ven. Deze resultaten tonen aan dat door de aanwezigheid van de (deels) intacte stagnerende laag en het bovenliggend veendek het gebied uiterst geschikt is voor reconstructie en (her)ontwikkeling van een hangwaterven. Ondanks deze grote vergravingen is het karakter van het hangwaterven niet aangetast omdat de ‘natte’ podzol voor een belangrijk deel intact bleef.ĭe ruimtelijke verspreiding en het reliëf van de stagnerende laag zijn gedurende deze studie in detail in kaart gebracht. Later, tijdens de aanleg van het landgoed, hebben er in het gebied grootschalige vergravingen plaatsgevonden, die onder meer egalisatie en opvulling van het ven omvatten. In de Late Middeleeuwen is het ven voor het eerst verstoord door afgraven van het veen op kleine schaal. Haar veenbasis (stagnerende podzol B) is al ontstaan gedurende het Neolithicum (±4000 B.C.), mogelijk zelfs eerder.
Door toenemende stagnatie is dit ven in de loop van de tijd veranderd in een hangwaterven. Uit het onderzoek kwam naar voren dat het Monnikenwater een oligotroof hangwaterven is, dat oorspronkelijk is ontstaan als eutroof grondwaterven. Naar aanleiding van de verworven resultaten zijn de eerder gemaakte inrichtingsplannen uit het Alterra rapport 2209 (2011) besproken en waar mogelijk voorzien van aanbevelingen.
In het kader van ecologisch herstel en ter aanvulling op eerder uitgevoerd inventariserend onderzoek is een bodemonderzoek uitgevoerd van het eigendomsgebied van het GNR ‘de Monnikenberg’.